Skip to main content

Een beetje te eigen

21 december 2021

De laatste maanden moest ik een paar keer terugdenken aan de dag dat ik groente en fruit op de markt verkocht. Ik was 14 jaar en mijn beste vriend had een nogal ondernemende familie. Ze stonden met allerlei waar op de talrijke markten die ons land kent. Richard, mijn maatje, had een bijbaantje bij de ooms die met groente en fruit hun brood verdienden. Dat jaar, in het laatste  weekend van augustus zou ik ook beginnen.
We vertrokken midden in de nacht richting het marktplein. De groep mannen en even later ook vrouwen waarmee we de kramen opbouwden, kende ik bijna allemaal. Al snel verwarmde de zomerzon de Grote Markt van Haarlem. De sfeer was fantastisch. Ik ben niet helemaal achterlijk, dus een appel en een peer verkopen ging prima en daar was ook alles voor gefaciliteerd. De modernste weegschalen en kassa’s. Afwegen, bonnetje printen en hup de volgende. Appeltje, peertje.
Toch deed ik het niet helemaal goed. Niet helemaal volgens het vaste stramien van het bedrijf. Het werd me een paar keer gezegd, maar het drong niet helemaal door. De klanten waren tevreden, er werd hard gewerkt en de administratie was op orde. Ik deed m’n werk top. Niks aan de hand.
Aan het eind van de middag kwam Jan de marktkoopman met een warme glimlach op het gezicht naar me toe. Ik kreeg een dikke knuffel en Jan sprak de legendarische woorden: ‘Jongen, je werkt fantastisch, maar je bent een beetje te eigen.’ Ik begreep hem wel. Ongeveer. Het was meteen de laatste dag, maar dat maakte niet uit. Baantjes genoeg, ik had fantastisch gewerkt, de sfeer was nog altijd heerlijk en de zon scheen. En ik was iets te eigen.

Die dag kwam dus een aantal keer voorbij in mijn gedachten de laatste tijd. Bij moties over macht-en-tegenmacht, bij debatten onderworpen aan niet-actieve herinneringen en bij een baantjescarrousel waarbij je bijna kartelachtige praktijken zou kunnen bespeuren, om in termen van de neo-romanticus Baudet te spreken.
Onderwerpen die de agenda de laatste regeringstermijn deels hebben bepaald en met regelmaat tot verhitte discussies leidden. Opvallend vaak was daarbij een rol weggelegd voor Mark Rutte. De bonnetjesaffaire, de toeslagenaffaire, de functie elders en zo gaat de lijst nog even verder.

Al sinds zijn pubertijd droomt Rutte van het leiderschap. Een politieke carrière met verantwoordelijkheid. De doctorandus geschiedenis laat in zijn eerste jaren als politicus ook meermalen blijken over een enorme kennis én geheugen te beschikken als het op Nederlandse staatsgeschiedenis aankomt. Na het verslaan van Rita Verdonk als leider van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie was onze Mark niet meer te houden. Binnenkort wordt hij de langstzittende premier in de Nederlandse geschiedenis. Het moet toch gek lopen wil ‘ie dat niet halen. Dan kun je van Mark Rutte vinden wat je wilt, maar eerlijk is eerlijk: goal accomplished. Vrij vertaald: wat wonen we toch in een gaaf landje.

Mark Rutte heeft een groot respect en ontzag voor ons politiek bestel. Hij voelt ook heus de grote verantwoordelijkheid het merendeel, misschien zelfs allen van ons te dienen. Je hoort hem dat met regelmaat zeggen, maar ook in zijn handelen zit een soort gedrevenheid die bewonderenswaardig te noemen is. Ga er maar aan staan; 10 jaar lang de toko runnen. En daar zit net het probleem.

Toen Mark Rutte minster-president werd, was er net als nu en net als daarvoor een kloof tussen burger en politiek. Het lijkt of er onder Rutte I, II & III een veel toegankelijkere wind is gaan waaien. Spraken ministers halverwege de vorige eeuw elkaar nog aan als Excellentie, hadden we het begin deze eeuw over minister Zalm, minister Pronk en minister Netelenbos. Tegenwoordig vraagt Mark tijdens de persconferentie aan Hugo of hij antwoord geeft, of dat Sigrid daar morgen op terugkomt. Als niemand het antwoord heeft, kunnen we altijd nog Caroline raadplegen. In de achtergrond staat Irma te vertalen.
Het is allemaal wat jovialer geworden. Toegankelijker misschien. Kamerleden worden aangesproken op wollig taalgedrag, want de kijker thuis moet het tegenwoordig ook kunnen volgen.
Het is allemaal zo gewoon geworden, dat tijdens de verkiezingsdebatten Mark even vergeten was wat er was afgesproken: ‘Hugo, ehhh, ohhh, Hugo de Jonge van het CDA…’ Het ietwat populaire gedrag is er zo ingeslopen, dat het al lastig wordt collega’s bij de volledige naam of met functie te benoemen. Het is een beetje te eigen.

Tijdens de toeslagenaffaire blijkt dat er heel veel belangrijke punten in het verleden wel zijn besproken, maar daar zijn geen aantekeningen van. Geen brieven over verstuurd. Zo werkt het niet bij Mark. Mark is toegankelijk. Geen Excellentie, gewoon lekker op de fiets. Dus je hoeft helemaal geen brieven te sturen. Mark loopt even bij je langs en dan bespreek je dat. Klaar. Als Chris van Dam dan om afschriften van die afspraken vraagt, ja dat is dan lastig. Het is allemaal een beetje te eigen.

Met de welbekende eeuwige glimlach ging Mark Rutte de formatie in. Dat formeren gebeurt met collega’s, ondertussen vrienden. Al 10 jaar lang komen die mensen over de vloer in Mark’s torentje en iedereen kent iedereen. Bij voornaam.
Het is geen groot heikel punt geweest in dat gesprek. ‘Oh ja, Pieter Omtzigt, komt goed. Anders functie elders ofzo.’ Het was gewoon een flupseltje tussen neus en lippen door. Tussen vrienden en bekenden. Een paar dagen later kon de minister-president zich niet meer herinneren dat hij degene was die de historische woorden over de dossiertijger van het CDA had gebezigd. Het is allemaal veel te eigen geworden.

Misschien moet je niet 10 jaar lang het land kunnen besturen. Misschien moeten we het over de minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport hebben in plaats van over Hugo. Ik weet het niet precies. Ik weet wel dat ik de afgelopen tijd een paar keer dacht, als ik Mark Rutte weer eens hoorde draaien en zoeken: ‘Jongen, je werkt fantastisch, maar je bent een beetje te eigen.’